5.

De straten waren vrijwel leeg, de honden hadden zich het afgekoelde, ongelijkmatige asfalt toegeëigend om bij te komen van hun zwerftochten naar voedsel. Als ze door de hemelsblauwe Vespa werden genaderd, tilden ze hun kop een stukje op, openden een half oog, verlegden hooguit een poot en dommelden verder. Catharina slingerde om ze heen en was blij met haar besluit het huis te verlaten. Het was op dit tijdstip bijna net zo vredig buiten als het onverharde weggetje tussen de sawa’s was geweest toen ze hier dertig jaar geleden kwam wonen. Vanaf hun villa hadden ze de golven kunnen zien.

Bij het kruispunt moest Catharina kiezen tussen het strand (rechts), of de drukkere weg die uiteindelijk naar haar kantoor leidde (links). Zonder aarzeling sloeg ze het kronkelweggetje in richting zee. Ze zou haar scooter aan het strand parkeren en een stuk wandelen naar een koffietent verderop, zoals zij en Philippe vaak deden voordat ze kinderen hadden, voordat er te veel werk was, voordat ze in dit alles was beland waarvan ze zich vaak afvroeg hoe het nou eigenlijk precies zo was gekomen. 

In het voorbijgaan wierp Catharina gewoontegetrouw een blik op de lange oprit richting de villa’s die zij en Philippe eigenhandig hadden gebouwd en ingericht voor de verhuur. In de verte, op de patio, lag iets waarvan ze besloot dat het een bal moest zijn, het eerste tastbare bewijs van datgene wat vandaag speelde en dat haar leven zo veel beter zou maken. De komst van Shariff. Het beslagen raam was weer doorzichtig en ze zag de verandering in haar leven helder voor ogen. Hoe hij de gasten zou ontvangen. Het personeel inroosteren. Foto’s op Instagram posten. De huisraad controleren. Misschien zelfs de kasboeken bijhouden. Enzovoort.

Ze twijfelde of ze langs zou gaan. Het was vroeg, maar hij was zo gretig dat hij dat vast niet erg zou vinden. Ze zag hem weer voor zich in dat restaurant in Amsterdam, waar hij tegenover haar en Philippe had verkondigd dat ze zouden gaan ‘boomen’. Het was dat woord geweest dat Philippe over de streep had getrokken. Het sloot perfect aan op zijn eigen explosieve energie. Zelf was ze al overtuigd vanaf Shariffs eerste mail, waaruit een aanstekelijke geestdrift en onafhankelijkheid spraken. Ze kreeg zo vaak berichten van vage kennissen en oude vrienden die naar Bali kwamen om ‘misschien ook wel iets te beginnen, zoals jullie hebben gedaan’. Succes werkte aanstekelijk, niet besmettelijk, zoals mensen vaak schenen te denken. Maar Shariff had een plan en hij zou het realiseren, of zij nou meewerkte of niet. Hij had een eigen zaak, wist waar hij het over had, bezat de westerse mentaliteit en omdat ze hem uit een ver verleden kende vertrouwde ze hem voldoende om hem in te wijden in al hun bedrijfsgeheimen en -perikelen. Ze had hem ter plekke aangenomen als de manager van hun huizen. 

Catharina was al doorgereden, maar moest alsnog afremmen voor twee auto’s die iets verderop in de steeg een soort beleefdheidsdans uitvoerden, de een een beetje naar links, de andere een beetje naar rechts, dan weer een stukje achteruit, bijdraaien, met het doel zich uiteindelijk langs elkaar te kunnen manoeuvreren in dit veel te nauwe gedeelte van de weg, wat wonder boven wonder altijd weer lukte. De chauffeurs droegen hun ceremonietenue – tulband, bloem achter hun oor en daaronder een heel gewoon T-shirt, een gewoonte die Catharina nooit had begrepen, dat vaak met willekeurige teksten bedrukte katoen bij die mooie bewerkte stoffen. Ze maakten nauwelijks oogcontact met elkaar, wat het proces niet bevorderde. Achterin de auto’s zaten toeristen die hun bestemming respectievelijk bereikten en verlieten, gokte Catharina. De arriverenden – een jong stel met een slapende peuter op schoot – keken licht verwonderd om zich heen, naar de veel te dichtbije muren die suggereerden dat dit nooit zou gaan lukken en dat er uiteindelijk een soort magie aan te pas zou moeten komen, wat meteen hun eerste stereotype verwachting van Bali als godeneiland zou bevestigen. De vertrekkenden – een ouder stel met gebruinde gezichten – keken eveneens om zich heen, maar eerder alsof ze die muren met hun blikken wilden neerhalen. Na een heerlijk ontspannen vakantie hadden ze nu weer haast om op tijd op het vliegveld te zijn en hun gewone levens op te pakken. Technisch gezien was het hier sinds de zomer eenrichtingsverkeer om dit soort problemen te voorkomen, maar de maatregel gold alleen voor de helft van het smalle stuk asfalt dat twee drukke wegen met elkaar verbond, en daar werd het meestal genegeerd. 

Catharina zuchtte, toeterde, deed een poging zich achter de auto’s langs te manoeuvreren en draaide toen, in een opwelling van ergernis, alsnog richting de oprit, naar het mooie huis dat Shariff voor zijn gezin had uitgezocht en dat zij van haar beste personeel had voorzien. Ze stopte voor de poort en luisterde zonder af te stappen of er iets van bedrijvigheid te horen was. Stilte. Ze herinnerde zich dat ze laat waren aangekomen, dat Agung om extra geld had gevraagd omdat de rit naar het vliegveld buiten zijn gebruikelijke werkuren viel, en ze zag voor zich hoe het hele gezin onder de mooie nieuwe ventilatoren die ze ook in haar eigen huizen had laten installeren lag bij te komen van de eerste stap van hun nieuwe leven. Van haar nieuwe leven. Het beeld schonk haar voldoening. Rust maar, dacht ze. Straks gaan we boomen. Ze fluisterde het woord voor zich uit. Ga jíj boomen, corrigeerde ze zichzelf. Ik ga lekker koffiedrinken. 

Maar waar?

Op dat moment werd ze gebeld. Ze negeerde het telefoontje maar kreeg meteen erna een app, en nog een, en toen ze toegaf en op haar telefoon keek wie haar blijkbaar zo hard nodig had – het kon tenslotte een van haar zoons aan de andere kant van de wereld zijn – zag ze dat ze nog zeven andere apps had en draaide geïrriteerd haar scooter richting de oprit. De weg naar het strand was nog steeds geblokkeerd en al die signalen vanuit de buitenwereld hadden haar plannetje besmet. De strandwandeling kwam haar inmiddels, zoals meestal, weer voor als onnodig gedoe. Onderweg was ook wel een goed café. 

Ze reed richting de grote weg en toeterde luid naar een scooter die aan de verkeerde weghelft vlak voor haar neus weg schoot. 

 

Bij het eerste rode licht waar ze niet anders kon dan stoppen, haalde ze haar telefoon tevoorschijn. Dit was het langstdurende verkeerslicht van de route, 54 seconden, wist Catharina. Genoeg om die zeven apps weg te werken. Er was een bericht van een van de tuinmannen, die aankondigde dat hij haar graag wilde spreken. Dat beloofde nooit veel goeds. Er zou weer een of andere intrige tussen het personeel hebben plaatsgevonden of een omfloerst verzoek om loonsverhoging volgen. Er was een bericht van Maxu, haar jongste zoon, die herstellende was van een gebroken arm maar nu meldde dat hij alsnog naar een festival in de bush ging waardoor hij een week lang niet bereikbaar zou zijn. Catharina begon meteen terug te typen of hij soms gek was geworden en dat hij zoiets ernstigs als een gebroken arm onmogelijk kon negeren, maar beheerste zich, zoals ze had geleerd te doen – als het op haar zoons aankwam althans. Ze was benieuwd wat Philippe ervan zou vinden – en ook weer niet, omdat ze altijd al wist wat Philippe van alles vond. Er was een bericht van de zaak waar ze bekleding voor een van de banken in de huizen had besteld. De stoffen moesten uit Jakarta komen maar de hele container werd door de douane tegengehouden, al tien dagen lang. Met lijzige stem zei de verkoper dat ze ‘misschien volgende week’ meer zouden weten. Dave had twee apps gestuurd en toen een warrig bericht ingesproken over een ontevreden gast die hij niet onder controle had – wat wel, dacht Catharina, maar ze wist de opkomende irritatie te onderdrukken door de gedachte aan Shariff, die haar binnenkort van Daves gebrek aan capaciteiten kwam verlossen. Ten slotte vroeg Philippe haar of ze hem wilde bellen. Alleen dat, alleen die neutrale vraag. Er was geen bericht van Ketut. Ze zou inmiddels bij haar thuis zijn gearriveerd en de werkers hebben voorzien van hun welverdiende kop koffie. 

Het licht sprong op groen en al rijdend sprak Catharina een paar berichten in. Bij de driesplitsing aan het einde van de meerbaansweg draaide ze met de royale bocht mee naar links, het café voorbij waar ze in tweede instantie haar koffie had willen drinken, en reed direct door naar het roodkleurige gebouw dat een stukje bij de weg vandaan stond en dienstdeed als zowel kantoor als loods. Aan het einde van het zanderige pad met de scherpe keien parkeerde ze in de schaduw van een mangoboom haar blauwe Vespa, die ze vanuit Palermo had laten verschepen. Pas nadat ze haar helm had afgedaan en haar verfrommelde krullen met twee handen in het spiegeltje in model had gebracht, viel haar oog op de gevel van het gebouw. De onderste helft was afgedekt met een stuk zeil bedrukt met wat waarschijnlijk bakstenen voor moesten stellen. Catharina plantte haar helm met kracht op het stuur en liep er met grote passen op af, als een stier op een rood doek, terwijl ze zich voor de zoveelste keer in haar leven verwonderde over de lelijkheid die de mens in staat was voort te brengen, de hoeveelheid wansmaak waarmee de wereld ontsierd was, en zich een eenzame protagonist voelde in haar eeuwige strijd tegen al die ellende.

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.