3.

In het huis enkele straten verderop, dat met de verweerde maar elegante gietijzeren poort, werd Catharina die ochtend wakker van de stilte. Haar bewustzijn werd als het ware gewaarschuwd door alles wat ze op dit uur niet hoorde: het mechanisch zeurende geluid van de waterpomp die in werking werd gezet, de krakende scharnieren van deuren die werden geopend of het gekletter van kookattributen die tevoorschijn werden gehaald. Geen Babu die miauwend haar ontbijt verwelkomde. Al die geluiden die ze normaal onbewust registreerde ontbraken en ze werd wakker van het besef wat dat betekende. Ketut was weer eens niet op komen dagen. 

Wat ze wel hoorde, nu haar omgeving zich eenmaal aan haar had opgedrongen, was de hysterische roep van het vogeltje dat ze er altijd van verdacht haar vrolijk te bespotten – vanwege het grote contrast tussen haar luie lichaam en zijn eeuwige frisheid, omdat zij zich zo druk maakte over aardse zaken terwijl hij daar elk moment van weg kon vliegen, omdat ze de avond ervoor voor de zoveelste keer de fout had gemaakt te lang door te zakken waardoor nu alle spieren in haar lichaam zeurderig aanwezig waren – om wat voor reden dan ook; het beestje bedacht altijd wel iets. Erachter het koor van krekels met hun onverstoorbare gezang en verder weg klonk het gezoef van scooters. Een haan die zo nu en dan kraaide. Getimmer. 

Wat waren ze nou weer aan het maken?

De tikkende geluiden werden afgewisseld door gebeitel. Wat het ook was, het was veel te dicht bij.

Voorzichtig opende Catharina haar ogen. Eerst alleen de rechter op een klein kiertje, om zich niet in een keer over te hoeven geven aan het gewelddadige zonlicht. Geen zonlicht. Haar gordijnen waren niet opengeschoven. Ook dat had ze inderdaad niet gehoord.

Ze gluurde schuin omhoog naar de oplichtende cijfers van de klok op het nachtkastje. Halfacht. Ketut deed haar gordijnen altijd om zeven uur voor haar open, omdat ze liever niet in het donker ontwaakte. Dan had ze het gevoel dat ze net zo goed kon blijven liggen.

Maar vandaag was het anders, realiseerde Catharina zich, en ze draaide zich van haar zij op haar rug, legde haar hoofd op haar dubbelgevouwen linkerarm. Vanaf vandaag zou alles beter zijn. 

Alleen voelde ze dat nog niet. 

Evenmin wilde ze de reden expliciet benoemen, of er gedachten aan wijden, als een pronkend geschenk achter een beslagen winkelruit, zonder dat ze de moeite nam die schoon te vegen. Nog niet.

Het was te vroeg. Om acht uur stond ze op, dan ging ze aan, om pas ’s avonds laat weer uit te gaan, na al haar energie te hebben gestoken in elk afzonderlijk ding dat ze voor die dag had gepland.

Ze gaapte.

Ketut kwam wel vaker niet opdagen, en als altijd riep haar afwezigheid een mengeling van irritatie en opluchting bij Catharina op. Irritatie omdat ze te vroeg wakker werd, met dichte gordijnen. Omdat ze geen zin had haar erop aan te spreken, en tegelijk wist dat er een onevenredig groot drama zou ontstaan als ze dat aan Philippe zou overlaten. Bovendien vroeg ze zich de laatste tijd af of Ketuts afwezigheid soms te maken had met die van Philippe, of hun pembantu zich meer vrijheid durfde te veroorloven nu ze zijn driftbuien niet langer riskeerde. En waar zou ze dat aan hebben verdiend? Catharina was er altijd voor Ketut. Ze gaf haar advies als ze weer eens huwelijksproblemen had. Ze betaalde de Tetanusprik voor haar dochtertje toen het vierjarige meisje door een hond was gebeten, wat een grof litteken had achtergelaten op dat poppige gezichtje met die bolle wangetjes en grote ogen, die ze niet van haar tengere moeder had. Maar als zij Ketut nodig had…

Was het haar gebrek aan autoriteit? 

Op dit moment was haar grootste irritatie dat ze geen opluchting voelde. 

Ze draaide zich door op haar rechterzij, als om te zien of ze zo op andere, betere gedachten zou komen, en staarde een poosje naar het lege kussen naast haar. Als vanzelf legde ze haar hand erop, zoals ze Philippe na ontwaken altijd zachtjes over zijn wang had geaaid als vervanging van de kus waar ze hem die eerste jaren dagelijks mee verwelkomd had.

Vrijwel elke ochtend dat ze hier op Bali ontwaakt was, had Philippes hoofd daar gelegen, datzelfde kreukelige hoofd op hetzelfde kreukelige kussen, op dezelfde plek, met dezelfde ietwat gepijnigde uitdrukking. In de afgelopen drieëntwintig jaar was het steeds kreukeliger geworden, wat haar er vooral op wees dat ze zelf steeds kreukeliger werd. En steeds vaker dacht ze de laatste jaren als ze haar ogen opende: Heb je hem weer. 

Nu was het kussen opgeklopt en ongebruikt, omhuld door een geurig en keurig gestreken sloop. Maar wel de verkeerde. Bij de Indiase sprei wilde Catharina de effen, bontgekleurde stof, niet het zijden met het fijne bloemetjesmotief. Dat had ze Ketut al tig keer verteld. Het was één ding dat de vrouw zelf blijkbaar niet zag dat dit op geen enkele manier combineerde – niet voor niets verdiende Catharina een vermogen met haar talent voor styling – maar dat ze het na uitvoerige instructies nog steeds presteerde háár bed met wancombinaties te ontsieren was iets anders. En altijd was er wel wat. Het had geregend dus de slopen waren nog niet droog. Het zijden moest apart gewassen worden, en daar zou ze pas de volgende middag pas aan toekomen. ‘Lieve schat,’ zei Catharina dan (en dat meende ze, Ketut was een lieve schat, anders had ze haar allang net als de vorige drie door een ander vervangen), ‘Ik ga me niet bemoeien met hoe jij je werk indeelt. Ik geef jou opdrachten en jij voert ze uit. Hoe, dat kan me niet schelen.’ 

O iya, zei Ketut dan knikkend, haar glimlach voor de gelegenheid omgetoverd tot een ernstige blik. O iya iya.

Catharina draaide zich weer op haar buik, legde haar hoofd op haar handen, kneep haar ogen stijf dicht en opende ze daarna weer, alsof ze zichzelf op die manier kon resetten. Vanaf vandaag zou alles anders zijn, bedacht ze weer. Ze fluisterde de woorden zachtjes voor zich uit. Vanaf vandaag wordt alles anders. Waarom brachten ze geen opluchting met zich mee? Ze kon in alle rust ontwaken, ten minste dat eerste uur van de dag in haar eigen tempo doorbrengen zonder mee te hoeven draaien in een voor haar bepaald ritme. Ze hoefde met helemaal niemand rekening te houden. Het was een van de dingen waarop ze zich had verheugd toen ze Philippe had voorgesteld hun huwelijk te resetten, waar hij zonder veel protest mee in had gestemd. Philippe protesteerde tegen vrijwel iedere praktische kwestie die zij of wie dan ook hem voorlegde, maar als het op grotere zaken aankwam, zoals het opengooien van een relatie, was hij ineens heel gedwee. Alsof hij haar daarin wél vertrouwde. 

Catharina kroop op haar knieën en drukte zichzelf omhoog, draaide zich toen naar de rand van het bed en ging daar zitten, haar benen bungelend over de rand. Een hoog bed was een van haar voorwaarden voor een goede nachtrust. Net als ontwaken in de duisternis gaf dicht bij de grond slapen haar dat onaangename gevoel van zinloosheid, alsof ze dan net zo goed gelijk de aarde in kon kruipen.

Door een nauwe spleet tussen de gordijnen voor het raam scheen een zwakke lichtstraal naar binnen. Een signaal uit een andere wereld, waar duistere gedachten vanzelf verdwenen. Een belofte. Een herkansing. Eindelijk zag Catharina voor zich hoe ze in rust haar koffie zou drinken, naakt zou zwemmen en net zo lang in de tuin, haar eigen miniparadijs, waar die zonnestraal haar heen lokte, zou verblijven tot ze bereid was de dag toe te laten. Ze had geen haast. De alcohol die ze gisteravond tot laat met Ginny had genuttigd veroorzaakte los van zure spieren een aangename fysieke en mentale traagheid, die ze besloot te koesteren. Ze hadden geproost op haar nieuwe leven, op het spreekwoordelijke heft dat ze dan eindelijk in eigen handen had genomen, juist door alles open te breken. Ook die paradox hadden ze gevierd. Leve de paradox! hadden ze uitgeroepen in een reeks van vele lofuitingen die eindigde met Leve het leven! 

Catharina schudde haar hoofd, zachtjes, en stak haar arm uit naar het nachtkastje om op de tast bril en telefoon te pakken. Ze noteerde de afwezigheid van haar pembantu in de betreffende lijst op haar telefoon. Daarna liet ze zich van het matras glijden en belandde met haar voeten op het zachte tapijt, dat ze op een van haar reizen in Laos had gekocht. Zonder iets aan te trekken liep ze de huiskamer door, naar de tuin, waar ze op een strook zon tussen de schaduwen van twee palmbomen haar lichaam weer liet zakken. Met haar ellebogen op haar knieën vouwde ze een kommetje van haar handen om haar hoofd in te leggen, dat al iets lichter werd. De ochtendhitte drong helend door tot haar pijnlijke lijf.

Aan de glinstering van het gras zag ze dat het had geregend, eindelijk. Ook zag ze dat de tuinman was vergeten de bedekking van de tuinstoelen af te halen. Alsof een tijd geen regen nooit meer regen betekende… Weer schudde Catharina zachtjes haar hoofd en daarna harder, alsof ze op die manier de gedachte kon omhusselen tot iets lichters, iets minder banaals, iets vrijers.

Weer liet het vogeltje van zich horen. Misschien spotte hij niet met haar, maar met zichzelf. Met zijn onvermogen om ooit eens een ander geluid voort te brengen. Altijd maar die schelle oplopende riedel. Met haar blik volgde Catharina een eekhoorn die zonder aanloop van de ene naar de andere palmboom sprong. Ze had het spelletje vaak met haar zoontjes gespeeld toen ze nog klein waren: wie het langst de eekhoorn kon volgen. Eén keer was het wreed verstoord toen de tuinman tijdens zo’n parcours stenen naar het beestje begon te gooien. Haar oudste zoon was ontroostbaar geweest en Philippe had de arme man ondanks zijn verweer, dat ze de cocosnoten aantasten, die voor de gasten waren bestemd, op staande voet ontslagen.

De eekhoorn verdween uit zicht maar achter in de tuin, bij de hibiscusstruik die de rechterflank van het zwembad uit het oog onttrok, zag Catharina nu iets anders bewegen. Ze vestigde haar blik erop, kippig zonder haar lenzen in, tot ze eindelijk een van Philippes mannen dacht te herkennen die haar kant uitkeek en daarna weg schoot, achter de struik. Had hij haar gezien? In een reflex trok ze haar knieën voor haar borsten en rechtte haar rug. 

Dus zij waren aan het beitelen en timmeren geweest. Hoe vroeg waren die wel niet begonnen? Wie had ze daar toestemming voor gegeven? Philippe? Hij had het ineens belangrijk gevonden dat het zwembad in die verre hoek, waar blijkbaar groene aanslag zat, opnieuw werd betegeld. Zelf kwam ze er nooit en zag ze precies hiertegen op: de voortdurende aanwezigheid van wie het ook waren in haar tuin. Maar ze had nog meer opgezien tegen een discussie met Philippe, en niet langer de illusie iets uit zijn hoofd te kunnen praten dat hij noodzakelijk vond. Ze zuchtte diep en stond op, liep richting het huis. Ze onderdrukte de neiging om haar pas te versnellen. Dit was haar terrein. Ze mocht doen wat ze wilde. Naakt of niet. 

Op de drempel van de keuken bleef ze staan. Het hout voelde koel aan aan haar blote voeten. Als ze nu koffiezette, zou ze dat ook voor de mannen moeten doen – waarschijnlijk deed Ketut dat gewoonlijk. Of Philippe. Ze zag voor zich hoe ze in een peignoir met een dienblad vol servies en dadels de lange afstand over het gazon zou afleggen en hoe de mannen haar traktatie ingetogen maar gretig in ontvangst zouden nemen, waarna ze zich een uitgebreide pauze zouden veroorloven, en draaide zich resoluut om. Over de wollige kleden, deze waren uit Syrië afkomstig, liep ze door de huiskamer terug naar de slaapkamer, waar ze de kleren die ze de avond ervoor richting de wasmand had geslingerd aantrok. Door het ongewoon stille huis liep ze naar de voordeur, waar Babu zich tegen haar been aan vleidde. Ze volgde het beestje terug naar de keuken om het van zijn ontbijt te voorzien. Nog een handeling waar ze nooit eerder over had gedacht. Daarna liep ze weer richting de deur, stilletjes, haast sluipend over de dikke vloerbedekking, alsof het huis niet mocht ontwaken. Alsof ze dit alles als ze geen sporen zou achterlaten over kon doen, deze speciale dag opnieuw beginnen. En zo de kans vergroten dat alles echt anders zou worden.

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.