1.

Lilin was op een dag aan komen lopen, nadat buurtjongetjes haar hadden mishandeld. Ze hadden haar bij haar nekvel opgetild en aan de anderen toegeworpen, ze hadden haar met een stokje opzettelijk veel te hard gekieteld, steeds een beetje harder, ze hadden haar met hun blote voeten opgetild en geprobeerd haar van de ene voet over de laten gaan op de andere, wat niet altijd lukte zodat ze soms van een halve meter hoger in het gras viel. Dat vond ze het engste, die plotselinge vallen. Maar ze wist dat ze het niet zo hadden bedoeld. Ze hadden haar als speeltje gezien, niet als een levend wezen. Of eigenlijk wel, anders hadden ze niet ‘Mati Mati’ geroepen tegen het meisje aan wie ze haar uiteindelijk toewierpen. Wat niet leeft kan je niet doodmaken. Ze hadden haar gezien als levend speeltje en aan elkaar willen bewijzen hoe ver ze daarmee durfden te gaan. Het hoogst bereikbare was het levende speeltje zijn leven af te nemen, maar omdat geen van allen dat durfde hadden ze dat laatste gedeelte aan het meisje overgelaten, van wie ze zeker wisten dat ze het niet zouden doen.

Verschrikt had het meisje, groter dan zijzelf, naar de jongens gekeken, daarna, toen die gillend van de pret en opwinding, ook wel een beetje van opluchting, waren weggerend over het veld, pas naar het beestje. Ze had het wat onwennig bekeken en toen een paar stappen gezet, waarbij ze naar haar bleef kijken. Toen ze merkte dat het kleine poesje haar volgde liep ze verder. Bij de drempel van de deur wachtte ze op haar, zakte door de knieën en pakte haar op.

Met het oranje beestje in haar armen liep ze naar binnen, waar ze het trots aan haar moeder liet zien, die bezig was tassen uit te ruimen.

‘Ze heet Mati,’ zei ze toen haar moeder het kleine beestje voorzichtig van dichtbij had bestudeerd. Alsof ze een poezendokter was had ze de vacht bekeken, de oogjes, de nagels en nog meer. ‘Ze is van de jongetjes hier uit het dorp.’

Haar moeder keek haar even aan op een manier die ze niet helemaal begreep, alsof ze iets wilde zeggen maar haar woorden inslikte. Daarna keek ze weer naar het kleine beestje, aaide even over haar vreemde staart, waar een knik in zat, en schudde haar hoofd.

‘Ze heet Lilin,’ zei ze. ‘En ze is voortaan van ons.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *